Pauline's brief: Omgaan met dieren en dood

24 mei 2012

Lieve Esther en Femke,

Na al onze vorige schrijfsels kan wel gesteld worden dat er flinke boerinnen in ons schuilen. Wat een gek idee is dat toch, dat ik die in mezelf nooit eerder ben tegengekomen. Vaak weet je zoiets toch van kinds af aan wel? In mijn geval is daar geen sprake van, eerlijk gezegd. Maar goed. Dat we ons mannetje kunnen staan in drukke tijden, is nu wel duidelijk. Maar hoe zit het met die andere harde kant van dit bestaan? Het omgaan met dieren en dood? Moeten jullie niet ook nog af en toe stiekem een traantje wegslikken als net die ene koe of dat ene kalf…?

In de grote stad

Vroeger, in onze stadse tijd, hadden mijn dochter Emma en ik al een huis vol dieren. Niet alleen een hond en wat katten, maar ook cavia’s, tamme ratten, guppies en ja, zelfs een kikker die we ooit half uitgedroogd naast de sloot hadden gevonden, hebben ons bijna natuurloze leven in Rotterdam zonder meer gecompenseerd. Omdat zijn achterpoten op voetballersbenen leken, vernoemden we de kikker naar onze destijds favoriete spits van Feyenoord. Kalou kreeg in zijn glazen bak elke dag verse vliegen, de ratten woonden in een kooi van drie verdiepingen en de katten en hond sliepen bij Emma. Op feest- en verjaardagen werden alle hokken, kooien  en manden versierd. En gingen we ’s zomers kamperen, mochten de hond, katten, cavia’s en ratten gezellig met ons mee.

Soms ging er een dier dood. Meestal door ziekte of ouderdom.  De dierenarts moet ons graag hebben zien komen, wetende dat wij een cavia, kat of rat pas na het mislukken van àlle voorgestelde zorgtrajecten of operaties als uitbehandeld beschouwden. Dat gold trouwens ook voor dieren die niet eens van ons waren. Een duif die tegen het raam was gevlogen, bijvoorbeeld. Of een aangereden eend. Die brachten wij volgens goed stads gebruik naar vogelklas, dierenarts of dierenbescherming. Inschrijfgeld, verzorgkosten: alles wat nodig was om ook maar één halfnaakte, uit z’n nest gevallen spreeuw een overlevingskans te geven, betaalde ik zonder morren.

Als het niet lukte om een dier ondanks al onze liefdevolle zorgen in leven te houden, was de verslagenheid groot. Met oprecht verdriet groeven we dan een gat in het Kralingse Bos of in het veldje achter de flat, legden de gestorvene in een op maat gemaakt kistje en hielden voor het dichtgooien van het graf nog een kort toespraakje ook. Met een kruis van takjes of een steen met daarop diersoort, naam en sterfdatum gekerfd, werd de clandestiene gedenkplaats gemerkt.

Verdriet

Onze laatste stadse kat, Kaaz, heeft nog een tijdje op de boerderij gewoond. Hij had het er enorm naar z’n zin, al was het alleen maar omdat hij hier voor het eerst van zijn leven muizen kon vangen. En opeten.
Dat was voor Emma en mij op zich al een ware schok: dat onze ‘bloedeigen’ Kaaz muizen vermoordde. Zijn eerste slachtoffers hebben we nog af weten te pakken, maar omdat elke vorm van reanimatie volstrekt zinloos bleek, hebben we ons uiteindelijk maar bij zijn herwonnen jachtinstinct neergelegd.

Op een nazomerse middag werd Kaaz recht voor de boerderij doodgereden. Huilend en snikkend hebben Emma en ik hem naar een rustig plekje in de schuur gedragen. Daar heeft hij vanwege het uitgebreide afscheid nog minstens twee dagen opgebaard gelegen.

Jan zag de hele begrafenisceremonie met lede ogen aan. Niet alleen omdat het ‘maar’ om een kat ging, maar ook omdat hij voorzag dat we hier vanzelf ooit aan zouden gaan wennen. Dat doe je namelijk op een boerderij: wennen aan dieren die doodgaan. Dwars door onze tranen heen hebben we hem even fel aangekeken en hartgrondig bezworen: “Wènnen?! Dat nóóit!” Met een klemtoon op elke letter.

Kattenkerkhof

We zijn nu bijna vier jaar en vele doodgereden katten verder. Intussen is hier een heel dierenkerkhof gegroeid. In het begin brandden we daar zelfs kaarsjes. Maar van dat soort Rotterdamse rituelen is al lang geen sprake meer. Waar ik voorheen met stijf dichtgeknepen ogen en oren het opvreten van een muis door een kat angstvallig NIET probeerde te volgen, prijs ik ‘m er tegenwoordig om: “Alweer een muis? Wat ben je toch een mirakels beste poes!”

Mensen hier gaan heel anders om met dieren.  Op een veel natuurlijker manier. Grazen er te veel ganzen in een niet-gesubsidieerd weiland? De plaatselijke jager zorgt voor herstel van het evenwicht. En staat vervolgens aan je deur om je een bloederige plastic zak aan te bieden: “Vanmorgen geschoten, kan zo in de oven.” Vroeger had ik in zo’n geval gelijk de dierenambulance èn de politie gebeld. Nu neem ik zijn geschenk dankbaar tussen duim en wijsvinger aan en eten Jan, Emma en ik twee dagen gans.

De mentaliteit is op de boerderij gewoon anders dan in de stad. Een dier is hier een dier, geen verklede aap en al zeker geen mens. En op een of andere manier slaat die mentaliteit geleidelijk aan op je over. Dus ja, ik kan wel zeggen dat Jan toch gelijk heeft gekregen.

Nou ja… niet helemaal. Zo liggen er bij verjaardagen nog altijd kadootjes bij alle huisdieren, en dus ook bij de koeien, kippen en schapen. Als het feest is, feesten de dieren mee. Nu met het EK, bijvoorbeeld. Op de Nederlandse wedstrijddagen krijgt niet alleen de hond een oranje zakdoek omgeknoopt, maar kun je in de weilanden rondom Allingawier zelfs koeien met kleine, oranje pruikjes  zien grazen. Zeg nou zelf, lieve meiden, ziet dat er gezellig uit of niet? :-)

Groetjes weer,
Pauline