Pauline's brief: 'Onze stal is meer een museum'

5 juli 2012

Lieve meiden,

Wat ben ik toch blij met jullie brieven, had ik dat al eens gezegd? Het is niet alleen grappig maar zeker ook verhelderend om te lezen hoe het er bij jullie aan toe gaat. Werelden blijven voor mij open gaan.

Toen ik voor het eerst bij Jan op de boerderij kwam, dacht ik: oké, dus zo ziet een koeienboerderij eruit.  Pas later, toen ik ook bij andere boeren over de vloer kwam, begreep ik dat er ook melkputten, ligboxstallen en melkveehouderijen met meer dan 200 koeien bestaan, en dat onze Hollandse stal met ongeveer 25 melkkoeien al bijna meer weg heeft van een museum dan van een modern melkveebedrijf. Jan met zijn witte muts en een melkkrukje bungelend aan zijn overall;  in mijn net ontdekte boerenwereld was dit qua werkkleding voor melkers dus de standaard.

 

Geen ziekenboeg

Dat geldt ook voor dagelijkse zaken als omgaan met zieke dieren. Met open mond en met enige jaloezie las ik over de door jou beschreven ziekenboeg, Femke. En over de koe met de inderdaad schattige snoet die bij Esther in de stal los mocht liggen omdat ze niet zo lekker was. Nou, ik zal het maar ronduit zeggen: bij ons is daar geen sprake van. Een koe is bij ons hooguit drie dagen ziek, want dan wordt toch echt de slachter gebeld. Er zijn wel eens uitzonderingen, maar dan gaat het bijvoorbeeld om een koe die slecht ter been is maar nog wel heel goed melk geeft.  Die hoeft dan niet met de kudde mee te lopen naar het verste weiland, maar mag overdag tussen de kalfjes bij huis blijven grazen. Tot de melk op raakt. Dan belt Jan de slachter alsnog.

 

Einde

Eén keer hebben we, na een scala aan smeekbedes van ondergetekende, een paar dagen langer dan normaal aangerommeld met een koe die na het kalven niet meer op haar poten kon staan. Van alles hebben we geprobeerd, ja zelfs een soort (Rotterdamse) Smit Taklift ontworpen waarmee de koe als een gezonken schip naar boven werd getakeld en in riemen bleef hangen in de hoop dat het bloed in haar achterpoten weer zou gaan stromen. Maar het hielp allemaal niets. Bloedproeven van de veearts wezen uit dat het weefsel al zo goed als afgestorven was en dat de koe, mijn lieve, favoriete koe, nooit meer zou kunnen lopen. Einde verhaal dus.

De slachter kwam met een mes, de veearts met een pistool. Ik heb de koe nog even stevig geknuffeld, een stapje opzij gedaan en *pang*, *slash*, daar lag ze. “Eh.. ze is toch wel echt dood nu?” vroeg ik aan de veearts terwijl ik ontzet tóch tussen m’n vingers door naar het stuiptrekkende, leegstromende kadaver keek. Ja, ze was op slag dood, werd mij verzekerd. Later bedacht ik me dat ‘mijn koe’ eigenlijk geluk gehad had. Ik bedoel, haar is wel mooi het gestress van het veetransport en het samengedreven worden in het slachthuis bespaard gebleven. Ze is gewoon rustig en kalm in haar eigen stal dood gegaan. Eerlijk is eerlijk: dat is toch een luxe die de meeste koeien niet gegeven is. Versta me niet verkeerd, ik ondersteun Jan, en alles waar hij voor staat, met hart en ziel hoor. Zo klein als we zijn, is hier gewoon geen ruimte voor ziekenboegen of een boomgaard.

 

Paulus

Het is trouwens ook wel eens anders afgelopen. Er was een stiertje geboren, een prachtige roodbonte, en een veeboer uit ons dorp wilde hem wel kopen.  Emma en ik blij natuurlijk, want meestal gaan stiertjes na twee weken naar de mesterij. Na een week werd het stiertje ziek. Erg ziek. De stront leek er wel aan alle kanten uit te stromen en  je zag het arme dier gewoon magerder worden terwijl je er naast stond.  “Niks meer aan te doen”,  zei Jan, nadat hij elk mogelijk medicijn had uitgeprobeerd, “die gaat dood.”  Maar daar lieten Emma en ik het, met al onze halfdode cavia- en spreeuwreddingstechnieken, natuurlijk niet bij zitten.  Dagenlang hebben we het kalfje intensief gespeend en vol liefde verzorgd. Hem voortdurend toegefluisterd dat hem verdikkeme een leven als dekstier in het vooruitzicht lag, en dat hij dus niet moest denken dat we ‘m aan het redden waren om hem vervolgens als slachtkalf van de hand te doen. En ha, het werkte! Na twee, drie  weken was hij weer helemaal gezond.  Het stiertje, ook nog eens zo tam als een konijn na al dat getut, is inderdaad een prachtige dekstier geworden. En weet je wat zo leuk is? Ook hij heeft een speciale naam gekregen. De boer die hem gekocht had, kwam het me persoonlijk vertellen zodra hij me weer op de veemarkt ontmoette: “Paulus. Naar jou vernoemd!” Kijk, en dán voel je je als voormalig stads watje pas trots. En óf ik geïntegreerd ben, meiden. Er is gewoon een dekstier naar mij vernoemd.

Nou Esther, hoe zit het met die geweldig ogende aardbeienjam? Als je nog een testpanel nodig hebt, houden we ons aanbevolen hoor! ;-) Fantastisch dat jullie huis nu zo goed als af is. Hopelijk krijg je het wat rustiger nu.  En gefeliciteerd nog met je dochter, inderdaad!
 
Liefs en groetjes weer,

Pauline