Hoe bevallen jullie eerste winterse dagen op de boerderij?

8 februari 2012

Hallo Esther en Femke,

Met temperaturen van 20 graden onder nul is de winter alsnog begonnen. Terwijl half Nederland naar de persconferentie van de Friese Rayonhoofden luistert, vraag ik me af hoe het jullie vergaat. Voor jullie moeten dit immers de eerste winterse dagen op de boerderij zijn.

Zomer, herfst, winter of lente: de seizoenen gingen in Rotterdam wat langs mij heen. Natuurlijk, in juli is het daar ook warmer dan in december. Maar echt koud wordt het normaal gesproken nooit in een stad waar meer dan vijfhonderdduizend kacheltjes voortdurend branden en je altijd wel in de beschutting zit van een flat die net iets hoger of breder is dan de jouwe. Het meest agressieve winters vertoon bestaat daar uit overal knipperende kerstbomen en over balkonnetjes gedrapeerde lichtsnoeren.

“Nu is het prachtig, maar ’s winters ziet het er hier heel anders uit,” voorspelde Mem mij op een zonovergoten dag die eerste zomer op de boerderij. Jan had net een half perceel gemaaid en we pauzeerden in het weiland met de door Mem gebrachte broodjes en thee. “Ach,” antwoordde ik, “dat zal wel meevallen. Aan winters heb ik nooit hekel gehad.”

Pegels in mijn haren
Maar het viel helemaal niet mee. Vrachtladingen sneeuw en vorst hebben we over ons heen gekregen. Als ik ’s avonds na de hond uitlaten binnenkwam, hingen de pegels soms in m’n haren. Ergens even snel naar toe rijden, was schier onmogelijk. De in de zomer zo schilderachtige binnenwegen over bruggetjes en dijken waren veranderd in spekgladde bandensporen door een landschap van sneeuw, ijs en harde wind. Waarin we tot overmaat van ramp regelmatig op zoek moesten naar koppeltjes schapen, wanneer deze over de dichtgevroren sloot uit hun weiland waren ontsnapt en regelrecht de A7 op dreigden te wandelen.

En toen was het nog niet eens 20 graden onder nul. Die hele winter heb ik geen rayonhoofd gezien of gehoord. Omdat het nooit koud genoeg is geweest. Ik geef het nu schoorvoetend toe: de schok van de verandering moet mijn beleving van die eerste winter enigszins vertekend hebben. De bewoonde wereld is geen dag onbereikbaar geweest. Ik heb het alleen zo ervaren.

Intussen ben ik redelijk doorgewinterd. Ik raak niet meer in paniek bij het aflezen van de buitenthermometer. Aan de kapstok hangen naast mijn modieuze stadse jasjes dikke, vormeloze fleecetruien. En koeien hebben een hogere lichaamstemperatuur; daar kun je je in de stal heerlijk aan warmen.

Nou maar hopen dat jullie dat allemaal allang weten. En dat deze brief anders een troost mag zijn. Houd moed, stadse meiden. Je raakt hier sneller aan gewend dan je nu voor mogelijk houdt.

Groetjes, Pauline